Herinneringen van oud-bewoner Witte Dorp John Parmentier (88) aan de oorlog
John Parmentier kwam in maart 1941 als vijfjarig jongetje in de Sint-Odastraat wonen, in de oorlog. Onlangs was hij even terug, om een paar foto’s te bezorgen bij de website. ,,Want ik zag op de site dat jullie geen foto’s uit de oorlog hadden.” Eenmaal terug in de Sint-Odastraat wilde hij ook wel iets vertellen over die tijd.
,,Het is nauwelijks veranderd in al die tijd”, zegt John Parmentier (88) als hij binnenkomt op Sint-Odastraat 13, tussen 1941 en 1965 zijn ouderlijk huis. ,,De stalen kozijnen zijn er nog en ook het halletje met tochtdeur is nog net zo als toen.” In de tuin valt op dat de hoge populieren die achter de woning stonden, er niet meer zijn. Natuurlijk net als de kippenkooi en het kolenhok waar de cokes voor de centrale verwarming lagen. Het is eigenlijk de eerste keer dat hij weer binnen is, sinds hij in 1965 de woning verliet om te gaan trouwen. ,,Ik reed nog wel eens door de buurt, maar meer ook niet.”
Lees hier hoe kleine John het Witte Dorp beleefde in zijn jeugd.
Aanleiding voor het bezoek van de oud-bewoner van het Witte Dorp is een artikeltje op deze site over de jaren 1940-1944 en dan specifiek het bombardement door de Duitsers op 19 september 1944, een dag na de bevrijding. ,,Maar er stond een foto bij van de hoek Geldropseweg/Voorterweg. En dat terwijl er ook foto’s uit het Witte Dorp zelf zijn, uit de Burghstraat en de Sint-Odastraat. Dus heb ik meteen contact opgenomen”, vertelt de inmiddels in Nuenen woonachtige Parmentier.
De foto’s die de heemkundige verzamelde en leverde aan de redactie van deze website, staan ook in het boek Bevrijding Eindhoven van Barry Wonder. Daar heeft Parmentier met collega-heemkundigen aan meegewerkt. De schrijver heeft hiervoor heel veel getuigenverklaringen opgetekend en heel veel foto’s bij elkaar gezocht, ook uit het Witte Dorp.
Bevrijding
Op 18 september 1944 trokken de geallieerde troepen Eindhoven binnen, in de ochtend vanuit het noorden de Amerikanen, na de luchtlanding in Son, en in de middag de Engelsen vanuit het zuiden. Het begin van de Operatie Market Garden in deze regio zag John Parmentier met eigen ogen: vliegtuigen die parachutisten en materieel zoals jeeps dropten in Son en Breugel zag hij vanaf het dak van de ouderlijke woning aan de Sint-Odastraat op 17 september.
Een dag later aan het begin van de middag zag de familie Parmentier plotseling soldaten over de tuinmuren springen en door de tuinen rennen, op weg richting de Duitsers. In het gangetje achter hun huis kreeg hij zijn eerste stukje chocolade van een soldaat. ,,Dat had ik nog nooit gehad, ik heb er dan ook flink buikpijn van gehad. Straatgenoten wezen de bevrijders op de Duitsers die zich verschanst hadden bij huize De Burght op de Geldropseweg. ,,Even later zagen we de gevangen soldaten afmarcheren met de handen in de lucht”, herinnert hij zich.
Lees hier zijn hele verhaal, in eigen bewoordingen.
Duitse bommen
Daarmee was de stad bevrijd. Maar de Duitsers legden zich niet zomaar neer bij de nederlaag en vochten terug. In de omgeving van de stad, bij Nuenen bijvoorbeeld, maar ook door de bevrijders te bombarderen. In de vroege avond van 19 september gooiden de Duitser bommen op de aan-voerroute van de geallieerden door de stad. Daarbij werden ook veel woningen, bedrijven en zelfs de Catharinakerk getroffen. In totaal vielen ruim 200 dodelijke slachtoffers te betreuren. Ook raakten 800 mensen gewond. De vernielingen waren het grootste op en rond de Aalsterweg en Leenderweg, Stratumsedijk, Stratumseind, Rechtestraat en Demer.
Lees hier meer over het bombardement van 19 september 1944 op Eindhoven.
Oranjebittertje
Die avond wilden vader en moeder Parmentier een oranjebittertje drinken met vrienden in de Petrus Dondersstraat. De Duitse bommenwerpers en het bomalarm maakten daar een einde aan. ,,Mijn ouders kwamen hollend terug; ze hadden de lichtkogels gezien die de Duitsers afwierpen. Mijn vader heeft nog snel de Amerikaanse, Engelse en Nederlandse vlag binnengehaald die hij aan de gevel had gehangen, want je wist maar nooit als de Duitsers terugkwamen… Daarna zijn we op het toilet onder de trap gaan zitten. Als er geschoten werd, doken we onder in de kelder. Bij bommen was het toilet veiliger. Let maar eens op: als je gebombardeerde huizen ziet, dan staat de trap altijd nog overeind.” En dus zat moeder Parmentier op de toiletpot met de jongste van het gezin op schoot. Vader en de twee oudere kinderen stonden tegen de muur gedrukt. ,,Ja, het is wel klein voor vijf mensen.”
De schade in het Witte Dorp viel alleszins mee, zegt Parmentier. Dat is ook te lezen in dit artikel van Stichting 18 september. Enkele bommen vielen op het kerkhof aan de Jorislaan en in die straat zelf. De Burghstraat werd nog het hardst getroffen. Hier werd de dertienjarige zoon Jan Marinus van de familie Van de Barg van nummer 35 gedood. Hij werd getroffen door een granaatscherf van een bom die hier viel. Drie weken later overleed hij. Ook raakten diverse woningen beschadigd zoals op de foto uit die tijd te zien is. Ook gingen in de straat veel ramen aan diggelen.
Op de Sint-Odastraat viel een bom in de tuin van nummer 11 bij de familie Taconis. ,,Maar wonder boven wonder waren de omliggende huizen niet beschadigd”, vertelt Parmentier. ,,Bij ons op nummer 13 was alleen de ruit van de tuindeur kapot. Het huis op nummer 11 had helemaal geen schade.” Wel werd de gevel van het schuurtje vernield.
Hoe anders het had kunnen zijn, zag de kleine John een dag later in de binnenstad. ,,Mijn vader was chef bij de V&D in de stad. Met een collega moest hij met het hele gezin in de kelder van het warenhuis aan de Rechtestraat gaan slapen. Dat was veiliger, zei mijn vader. Maar achteraf denk ik dat de V&D zo beschermd moest worden tegen plunderingen.”
Op weg naar het warenhuis zag Parmentier hoe de Duitsers huis hadden gehouden aan de Geldropseweg, Stratumseind en in de binnenstad. De Catharinakerk was flink beschadigd en het pand van Van Piere brandde. Een hele week verbleef het gezin Parmentier in de kelder van de V&D. Je kon in het warenhuis zonder klanten goed spelen, herinnert hij zich dat verblijf in ‘kamers’ afgescheiden door lakens.
Van de beschadigingen in de Sint-Odastraat herinnert hij zich niet veel. Die werden snel hersteld. In de tussentijd had kleine John van 8,9 jaar het druk met het avontuur dat op straat lag. ,,Op het Burghplein, bij de DAF aanhangwagenfabriek (waar nu de woningen van de Witte Burgh staan – red.), was een werkplaats voor het repareren van tanks. De voertuigen, sommige helemaal kapot, anderen die nog gerepareerd moesten worden, stonden overal in de straten. Je kon er fantastisch op klimmen. Ook stookten we er vuurtjes. En er zaten nog allerlei spullen in zoals granaten, kogels en benzine. Die hebben we er ook uitgehaald. Ja, we deden dingen waarvoor je nu de hele wijk zou moeten ontruimen”, kan hij gelukkig nog navertellen. Op de foto hieronder zou hij ook op kunnen staan, maar zeker is het niet.
Toch gingen ook de gruwelijkheden uit de oorlog niet aan het Witte Dorp voorbij. Zo werd het Joodse gezin Vogel uit de Sint-Odastraat 22 afgevoerd naar concentratiekampen; vader en moeder overleefden het niet, de dochter wel. De woning, tegenover die van John Parmentier, werd onder andere gebruikt als officiersclub voor de Duitsers. Ook moesten verschillende gezinnen hun huizen verlaten, waarschijnlijk omdat hun houding de bezetter niet zinde. Daar werden NSB-gezinnen in ondergebracht.
Na de oorlog werden in ongeveer de helft van de woningen geallieerde soldaten ingekwartierd.
Ook van het Sinterklaasbombardement in 1942, toen de Britten een einde probeerden te maken aan de productie bij Philips, kreeg Parmentier wel wat mee. ,,We zaten net met onze Sinterklaascadeaus te spelen toen we de vliegtuigen hoorden. Wij zagen de Engelse vliegtuigen laag achter de Joriskerk vliegen waar ze de bommen al loslieten zodat die in de Philipsfabrieken konden inslaan." Ook toen ging kleine John met zijn vader naar de V&D in de stad.
,,Tegenover de V&D stond nog een schoenenzaak, maar daar achter was een hele kale vlakte: de Demer was helemaal platgebombardeerd. De Lichttoren brandde en overal lagen dode Duitse soldaten. Dat zag ik allemaal, en dat als zesjarige!”
Lees hier meer ooggetuigenverslagen uit het Witte Dorp over de oorlog