Overslaan en naar de inhoud gaan
Onderhoud aan monumentale woningen is vanaf 2019 niet meer aftrekbaar. Daarvoor in de plaats komt een subsidieregeling.

Nieuwe monumentensubsdie: aantonen dat werk echt nodig is

Vanaf dit jaar vervangt een nieuwe subsidieregeling de belastingaftrek voor onderhoud aan rijksmonumenten. In maart en april 2020 kan die aangevraagd worden. Maar hou er rekening mee dat de aanvrager wel moet aantonen dat het echt nodig was om de werkzaamheden te verrichten. Bijvoorbeeld door foto’s te maken voor en na het werk.

 

Dat zei Frank Vehof van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed op de algemene ledenvergadering van het Onderhoudsfonds, maandag 25 maart in Wilgenhof. Hij kwam op uitnodiging van het fonds iets vertellen over de nieuwe subsidieregeling. De dienst voert die uit. Kijk hier voor zijn presentatie.

 

Onderhoud dat in 2018 uitgevoerd werd, mag bij de belastingaangifte over dat jaar als aftrekpost opgevoerd worden. De aangifte moet in principe voor 1 mei ingediend zijn. Vanaf 1 januari 2019 is het afgelopen met het belastingvoordeel. Dan kan de eigenaar van een monumentenwoning achteraf subsidie aanvragen. Niet voor elke onderhoud, maar voor werkzaamheden die bij moeten dragen aan de instandhouding van het monument of de monumentale waarde. Of die voorkomen dat er verval optreedt. Zo staat het in de regels.

 

Volgens Vehof is daarvoor gekozen omdat bij de belastingaftrek te veel geld ging naar onderhoud dat niets met het instandhouden van het monument te maken heeft. De vervanging van badkamers en keukens bijvoorbeeld. En dat terwijl de overheid juist het echt goed onderhouden van monumenten wil stimuleren. Dat werk komt nu in aanmerking voor ondersteuning. Door deze keuze houdt de overheid geld over voor andere, grote monumenten.

 

 

Dus kwam er de nieuwe subsidieregeling. Die is alleen bedoeld voor monumenten die bewoond worden. En voor de eigenaren daarvan. Dat kunnen de bewoners zijn, maar ook een eigenaar van een beleggingspand. Zij kunnen in maart en april na het jaar van de werkzaamheden via de site van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed de subsidie aanvragen. Dat gaat straks via een subsidieportaal, maar daar wordt nu nog aan gewerkt. De regeling is immers pas half december door de Eerste Kamer gegaan.

 

Attentie, zegt Vehof, alleen in die twee maanden kan de subsidie aangevraagd worden. Daarna is het te laat. Binnen 13 weken na de aanvraag moet de rijksdienst een besluit nemen, eventueel nog één keer uit te stellen. Kort nadat de aanvrager het besluit heeft ontvangen, zal het geld overgemaakt worden.

 

Maar wat wordt er precies gesubsidieerd? Dat staat te lezen in de leidraad subsidiabele instandhoudingskosten.  Duidelijk is dat het om het overeind houden van het monument moet gaan. Zaken als de (niet-monumentale) cv worden niet gesubsidieerd. En het werk moet noodzakelijk zijn. Een voorbeeld is het vervangen van voegwerk dat nog redelijk is. Dat kan niet rekenen op een bijdrage.

 

Bij de aanvraag zal de eigenaar moeten aantonen dat het werk aan de voorwaarden voldoet, zegt Vehof. Dat kan bijvoorbeeld door met foto’s aan te tonen dat iets slecht was. Ook een deskundigenrapport kan helpen. Regulier schilderwerk, zoals in het Witte Dorp bij veel woningen elke 6 jaar gebeurt, komt voor subsidie in aanmerking. Maar de vraag is wat de eigenaar moet aantonen. Die vraag bleef onbeantwoord. Ook bij de dakpannenprojecten in de buurt kan het nog wel lastig zijn om aan te tonen dat vervanging noodzakelijk is. Volgens Vehof is het uitgangspunt dat vervanging pas gebeurt als het écht nodig is.

 

Naast foto’s zijn ook gespecificeerde facturen nodig om te laten zien wat er is gebeurd. En de bewijzen dat er ook daadwerkelijk betaald is.

 

En dan nog de hamvraag: hoeveel subsidie krijgt de aanvrager? In principe is er geen drempelbedrag: elke klus komt voor subsidie in aanmerking. Als de werkzaamheden meer dan 70.000 euro kosten moet er van tevoren een deskundigenrapport opgemaakt worden. Dan kan ook vooraf bepaald worden hoeveel subsidie er komt. Bij kleinere projecten kan dat niet.

 

38 procent van de goedgekeurde instandhoudingskosten wordt gesubsidieerd, in ieder geval de komende twee jaren. Daarna wordt bekeken of dat percentage gehandhaafd  blijft. Dat is afhankelijk van het totaalbedrag dat uitgekeerd moet worden. In principe is er 200 miljoen euro beschikbaar voor vier jaar. Als de eerste jaren veel meer dan 100 miljoen wordt uitgegeven, dan zou het subsidiepercentage voor de volgende twee jaren verlaagd kunnen worden, erkent de beleidsmedewerker van de rijksdienst.

En na 2023? Dan wordt de regeling waarschijnlijk verlengd, denkt Vehof. Zekerheid is er niet, maar hij ziet wel dat de ‘sector’ veel aandacht krijgt. De kans dat de politiek zijn rug toekeert aan de particuliere eigenaren, lijkt klein.

Meer informatie op de site van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, onder subsdie woonhuismonumenten.